Bovenste rij v.l.n.r. Henri De Wachter, Louis Schevenhals (Louis van Jan Bal), Modest Vanherstraeten. Daarboven Peer Mertens, pastoor Verrydt
Het ontstaan van slagerijen is slechts algemeen geworden rond 1900. Boeren waren vanouds de grootste vleeseters en hadden een varken in de kuip en in de stal. Werkmensen aten niet alle dagen vlees en dan nog het goedkopere spek en op andere dagen haring en ook bonen, het vlees van de werkman. Bovendien werd er op vrijdag geen vlees gegeten en tijdens de vastenperiode ook niet op woensdag. De slagers of beenhouwers van toen kochten hun dieren op de markt of bij de boer thuis en slachtten ze zelf.
Hier in de Schipstraat 16 was de beenhouwerij met winkel en herberg “De Beenhouwersgilde” van Henri De Wachter (Heintje Zieles) (1865-1940) gevestigd. Heintje was getrouwd met Joanna Catharina Tersago (1858-1914).
'Met de kermisdagen van Calfort zullen bij H. De Wachter-Tersago alle eetwaren te bekomen zijn, zooals bufsteken, stoofcarbonaden, worsten en hesp' (1901).
Zoon Kamiel (1891-1973) was net als zijn vader slager. Hij nam samen met zijn vrouw Gusta Van der Straeten (1901) de zaak van zijn vader over. Samen hadden ze vijf kinderen: Jeanne, Maria, Raymond, Robert en Lucienne. De slagerij in de Schipstraat werd druk bezocht. Kamiel ging ook varkens slachten bij de boeren en verkocht vlees op de markt. Hiervoor had hij een lichte vrachtwagen ter beschikking.
Kamiel deed zijn militaire dienst in het fort van Steendorp bij de 16de Batterij Artillerie. Hij zwaaide af in 1911, maar werd opnieuw opgeroepen. Tijdens de oorlog werd hij krijgsgevangen genomen. Hij werd geïnterneerd in het kamp van Harderwijk, waar hij zijn stiel uitoefende. Tijdens zijn krijgsgevangenschap leerde hij de Franse taal, wat hem tot het einde van zijn leven begeesterde.