In Kalfort werd ooit een kerk afgebroken. Hoe kon dat zover komen? Wel, het was een lange lijdensweg. Bij de bouw van de kerk in 1855 stortte de nieuwe toren in en werd in een puinhoop herschapen. In 1866-1867 werden diverse herstellingswerken aan het gebouw uitgevoerd.
In 1899 schreef pastoor Van Den Bossche over zijn kerk: "Er bevinden zich vier pilaren die eenen koepel ondersteunen; doch de kerk is slecht gebouwd geweest en de pilaren zijn door balken, die de kerk ontsieren, moeten ondersteund worden". In 1910 stroomden er opnieuw klachten toe over toenemende barsten en scheuren in de gewelven van de kerk. Men vreesde voor de instorting van de kerk. Een onderzoek wees uit dat de kerk gebouwd was “in een geest van overdreven spaarzaamheid”. Er werden een hele reeks herstellingswerken voorgesteld. In 1928 moesten de daken en kroonlijsten reeds opnieuw worden vernieuwd.
Doorheen de jaren verbeterde de toestand er zeker niet op. Diverse expertises kwamen tot de conclusie dat de kerk bouwvallig was en er dringend herstellingswerken moesten worden uitgevoerd. Het Gemeentebestuur nam in het dossier het heft resoluut in handen. Door de hoge kosten van een eventuele restauratie opteerde het Gemeentebestuur voor afbraak en nieuwbouw.
Na lange en hoog oplopende emotionele discussies – met onder meer de oprichting van een actiegroep tegen de afbraak - werd besloten tot afbraak en de bouw van een nieuw gebedshuis, ontworpen door architect Luc De Boe. Een concert tot sluiting van de kerk op 13 maart 1977 ging uiteindelijk zelfs door in Zaal De Hert, omdat het in de kerk niet veilig werd geacht. Begin mei 1977 verschenen de sloophamers. Tijdens de afbraak kwamen diverse scheuren aan het licht die de bouwvalligheid van de kerk nogmaals aantoonden.