Het gasthuis van Kalfort ving sinds de 13de eeuw de talrijke bedevaarders op, die in de kapel de relikwie van de tranen van Christus kwamen vereren. Het gasthuis was een invloedrijke instelling. In de 15de eeuw beheerde de overste, ook wel de “vrouwe van Kalfort” genoemd, alle goederen van de kapel en benoemde ze de dienstdoende priester. In de loop der jaren ging het klooster achteruit. In 1552 werden de laatste nonnen vervangen door zusters Augustinessen van het klooster Vrededaal van Heindonk, dat door zware overstromingen was getroffen. De nieuwe zusters kwamen in het bezit van al de gebouwen, landen en rechten op voorwaarde naast hun klooster ook het gasthuis te blijven bedienen. Het gasthuis werd Vrededaal genoemd naar hun oude klooster in Heindonk. Met de Augustinessen brak een nieuwe bloeiperiode aan voor het Kalfortse klooster.
De Zuidelijke Nederlanden werden op het einde van de zestiende eeuw erg geteisterd door oorlog en hongersnood. Ook Kalfort werd niet gespaard. Rond 1580 staken de geuzen het klooster en de kapel van Kalfort in brand. De zusters werden op de vlucht gedreven. Wanneer de rust was weergekeerd, bleek een herinrichting van het klooster onmogelijk. Het verlaten klooster werd gesloten en de goederen van het gasthuis en van de kapelanie werden in 1606 aan het Seminarie van Mechelen geschonken. Wat overbleef van het klooster werd in de zeventiende eeuw ingericht als woning van de kapelaan. In 1795 kwam aan deze situatie een einde, toen de Franse bezetters de kerkelijke eigendommen verbeurd verklaarden.
Vrededaal werd in 1795 overheidsbezit en werd als gendarmerie ingericht. Dit bleef zo na de Franse bezetting, tijdens het Hollandse bewind (1815-1830) en na de Belgische onafhankelijkheid. In 1836 werd de gemeente Breendonk afgescheiden van Puurs. In een akte van verkaveling van 1840 werd de gendarmerie, ondanks protest van de toenmalige rector Van Heymbeeck, eigendom van de gemeente Breendonk. Het bleef dienen als gendarmerie. Pas in 1875 slaagde pastoor Van Den Bossche erin de gendarmerie van Breendonk te kopen. De gebouwen werden toen grotendeels gesloopt en wat van het oude gasthuis overbleef, diende een tijd lang als magazijn voor de kerk.
In 1929 was het gebouw erg vervallen, zodat pastoor Donatus Verrijdt en zijn Kerkfabriek de toelating vroegen het te herstellen en er tegelijk een stuk aan te bouwen. In 1930 werd een parochiezaal gebouwd en een jaar later werd de oude gendarmerie omgebouwd tot woonst van de koster van de parochie.
Voor tientallen jaren bleef de toestand nu ongewijzigd. De vele parochiale verenigingen die na 1930 ontstonden, vonden hun plaats in de zaal (Eucharistische Kruistocht, Boeren- en Boerinnengilde, Chiro, KWB). En de kostersfamilie Borghmans bewoonde het oude Vrededaal. Hendrik Vermeeren was de laatste koster die in Vrededaal woonde. Pas in 1985 werd beslist tot een grondige verbouwing. Het oude kostershuis werd catechese- en vergaderlokaal. Het "kleine zaaltje" van de parochiezaal werd café, de "grote zaal" - oud podium inbegrepen - bleef feestzaal. Onder de bezielende leiding van Desiré Meersmans bloeide de parochiezaal.
In 1994 kwam het ommegangcomité in de problemen. Zaal De Hert werd afgebroken en kon dus niet langer als magazijn worden gebruikt. Er werd beslist om in 1995 aan de parochiezaal een polyvalent magazijn te bouwen. Toen werd ook de bovenverdieping van het oude kostershuis aangepakt.
Vanaf 2003 werden er besprekingen gevoerd met het oog op de bouw van een nieuw dorpshuis in Kalfort als volwaardige opvolger van de oude parochiezaal. Er werd in 2011 definitief beslist de parochiezaal en Vrededaal te verkopen aan bvba De Puntzeef. De parochiezaal werd afgebroken en het oude Vrededaal werd gerestaureerd. Martine en Hervé ontvangen in Brasserie Vrededaal opnieuw gasten, zoals het oude klooster dat vanaf de 14de eeuw heeft gedaan.