Verzet

Schipstraat 78

Hier broeide in 1940 het verzet tegen de Duitse bezetter. Het was het huis van Petrus Joannes De Bondt (1878-1950), getrouwd met Josephine Aerts. De al jong invalide Petrus Joannes werkte aan de NMBS. Hij bewerkte ook een klein stukje land op Hoek ten Eiken. Josephine was naaister.

Het koppel had twee zonen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet belandden. De jongste zoon Albert (1922-1943) was beroepsonderofficier. Als militair werd hij op nauwelijks 18-jarige leeftijd medestichter van de verzetsgroep De Zwarte Hand, die in Klein-Brabant vele aanhangers telde. Samen met zijn broer was hij verantwoordelijk voor de propaganda en de verdeling van de sluikbladen. Hij werd aangehouden door de Duitse bezetter op 12 oktober 1941 en als politiek gevangene naar Duitsland gevoerd op 27 oktober 1941. Na op een schijnproces ter dood te zijn veroordeeld in Wuppertal-Elberfeld op 15 januari 1943, werd hij gefusilleerd te Lingen (Ems) op 7 augustus 1943.

Ook zijn elf jaar oudere broer Robert (1911-1992), bijgenaamd de “Knekker”, was medestichter van De Zwarte Hand. Hij werd aangehouden op 18 oktober 1941. Na omzwervingen in diverse Duitse kampen werd hij bevrijd op 8 mei 1945 in Theresienstadt. Na de oorlog woonde hij op Hoek ten Eiken in het zogenaamde Klompenhuis (later verkocht aan Luc Moernaut). Hij werkte bij een firma in koloniale waren in Antwerpen, waar hij proever was van koffie en thee. Hij reed met de motto, later met een Volkswagen Kever elke dag naar zijn werk. Na het overlijden van zijn vrouw in 1973 verhuisde hij naar Ottignies met zijn nieuwe vriendin Julia Genot. “De Knekker” had de reputatie van nogal een opschepper te zijn. Zo bleek zijn buitenverblijf in Frankrijk een stacaravan van de zoon van zijn vriendin te zijn. Hij overleed in Ottignies in 1992 en werd begraven op het ereperk in Puurs.