In Klein-Brabant werd vanouds vlas geteeld. Het werd toen nog verwerkt tot linnen door thuiswevers. Vlashandelaars noemde men vlaskëtsers (kutsers zijn opkopers bij boeren en verkopers op markten). De koopmannen woonden bijna allemaal in Kalfort. O.m. achter de chirolokalen vinden we nog een “root” of “reuët”, die werd gebruikt om het vlas te roten. Bekende Kalfortse vlashandelaars waren Teppe Wauters (1852-1927), Louis Bosserez (1843-1905) en Desiré Meersmans (1861-1954).
Na de opkomst van industriële weverijen en het gebruik van katoen, ging het telen van vlas teloor. Het laatst werd nog vlas gezaaid tijdens de Tweede Wereldoorlog op de akkers van de Zeuthoeve in Puurs.