En als in de blijde mei...
Ik heb iets met de maand mei. Neen, de
bevrijding heb ik niet - toch niet bewust - meegemaakt. Mijn herinneringen
gaan naar even vreedzame dingen van de kinderziel.
Zoals men onderhand weet, woonde ik in dat eertijds vredige dorp op een
steenworp afstands van de beschaving. En daar stond de 'kattekensschool'
ofte kleuterschool, de bakermat van alle wijsheid, gekoesterd door juffrouw
Likske en juffrouw Marieke. Nog denk ik met waardering aan die twee. Hoe
zij erin gelukt zijn om mij te leren een sjaal breien op twee houten latten
met nagels en een vlechtwerk van kleurige papierslingers zonder scheuren
in mekaar te wriemelen, benadert de grootste vorm van zelfopoffering.
En hoe ik dan niet zonder trots, weliswaar als laatste, het 'Goed gedaan
manneke' in ontvangst nam.
Die klasjes zou ik nog eens willen over doen. Want in die tijd had je
nog meimaanden die roken naar jasmijnen en brandende kaarsen. Naar goed
gebruik brachten de kleuters bosjes seringen mee die rondom het Mariabeeld
werden geschikt. Bij gebrek aan tuin mocht ik vanuit de winkel zo nu en
dan een prachtige, gedraaide kaars offeren.
Ook herinner ik me hoe ongenadig de zon de velden in brand stak en het
pad naar de school schroeide. Zo zeer zelfs dat het die middag te heet
was voor mijn pootjes. Nog fris en monter had ik de winkeldeur achter
me toegetrokken en met de smaak van de 'fruittella' in de mond tartte
ik de hardste zon. In papier gewikkeld, de rode kaars gekneld in het vuistje.
De weg die ik moest gaan : lang, stofferig en geen kat te zien. De zolen
van mijn sandalen sisten in het brandend zand en mijn 'chaussettekes'
knelden om de kuiten.
En wat ik niet had mogen doen, deed ik toch, gelokt door de zinderende
lucht : trek je wollen sokjes uit... Sokjes en sandalen in de ene hand,
de kaars in de andere, danste ik op de tonen van de leeuwerik. Het werd
me toch wat te heet onder de voeten en de fruittella bracht ook al geen
lafenis meer. Dus dook ik in de boomgaard van Tournée, plukte een
volle broekzak groene stekelbessen en vlijde me een eind verder in de
beemd langs het spoor, de kaars naast mij. Mijn oor heb ik te luisteren
gelegd op de zilveren stangen die mij hun verhaal vertelden en vriendelijk
wuifde ik naar de mensen in de trein die traagzaam voorbij reed.
Dan maar weer eens opgestapt... een heel eind wandelen tot op school.
Het leek me daar zo merkwaardig stil en de kaars in de hand voelde slap
aan. De hand van juffrouw Likske iets minder en ik vloog in het kolenkot.
Groot verdriet was dat. Maar toen al stond een begrijpende vrouw langs
de weg. Nadat ik was bevrijd en met hangende pootjes de schoolpoort uitging,
wachtte Helène me op. Zij had leuke blonde krullen en zat in de
klas op de rij naast mij. "Ik had deze rabarber bij voor u... deze middag,"
zei ze. Samen onder het grote blad van de rabarber liepen we terug naar
het spoor en ik vertelde haar het verhaal van de zilveren stangen. Heerlijke
rabarber.
Frans Wauters