Op het einde van vorige eeuw werd de Belgische
markt overspoeld met spotgoedkope tarwe uit de Verenigde Staten, met als
gevolg landbouwcrisis: bij 500.000 boerengezinnen of één
vierde van de beroepsbevolking stond de toekomst op het spel. Zelfs de
Kerk en de Katholieke Partij voelden zich door deze crisis bedreigd, want
precies bij de gelovige boerenbevolking vonden zij hun trouwste steun.
Zo komt het dat de katholieke regering in 1884 een eerste ministerie van
landbouw oprichtte en vanuit die hoek werd in 1890 de Belgische Boerenbond
gesticht.
Een mannelijke Boerenbond! En de boerin? Aan haar werd nauwelijks gedacht!
Van vrouwenemancipatie was weinig sprake. Slechts die vrouwen die helemaal
alleen een landbouwbedrijf rechthielden, werden als lid aanvaard. Ten
onrechte! De boerin zorgde toch voor het neerhof en de stal, voor de boomgaard,
de opvoeding van de kinderen, de maaltijden, de gezondheidszorg. Kortom
een groot stuk van het welzijn van het bedrijf. Snel besefte men dat de
modernisering van het bedrijf niet alleen door de boer, maar ook door
de boerin moest worden aangepakt.
Daarom werd in 1911 de Boerinnenbond gesticht: boeren- en boerinnengilden
kregen van de Belgische Boerenbond de grote opdracht bij te dragen tot
het economisch en godsdienstig herstel van de agrarische samenleving.
Geen gemakkelijke opgave.
Ook in Kalfort stak men de koppen bijeen: met een zestal vrouwen begon
pastoor Boeykens met een boerinnenkring, die in 1920 officieel aansloot
bij de nationale Boerinnenbond. Johanna Vertongen was de eerste voorzitster
en Marie Janssens de eerste schrijfster. De vergaderingen gingen door
's zondags na het lof in een zaaltje achter het caf‚ van Frans Cruyplants.
Daar werd ook het eerste teerfeest gehouden en op het menu stond: een
kop koffie en een boterham met pontekoek.
Volgens de statuten werden er vier vormende vergaderingen per jaar gehouden.
Thema's over geloof, gezin en bedrijf vormden de hoofdmoot. Tijdens het
voorzitterschap van Celine Feremans met als schrijfster Jeanne Boeykens
gingen de vergaderingen door bij Pol van Kattes, het huidige Hof van Vlaanderen.
Er werden nu ook praktische lessen ingericht: naailessen, kooklessen,
vooral om te leren steriliseren. Als enige ontspanning kende men de toneelstukjes
die door eigen leden werden gebracht tijdens het teerfeest.
Tussen de twee wereldoorlogen kende de Boerinnenbond een enorme groei.
Nationaal werd het 25-jarig bestaan gevierd (1936) met een nationale bedevaart
naar Lourdes, waaraan 1.800 bedevaarders deelnamen. Onder het voorzitterschap
van Florence Mees sloot Kalfort aan bij deze bedevaart en kreeg onze vereniging
de naam "Onze-Lieve-Vrouwegilde". Marie Moons werd gevierd als schatbewaarster
van het eerste uur en kreeg een beeldje van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Traan.
Bij het verschijnen van de eerste kookboekjes ging er veel aandacht naar
een betere voeding want ondervoeding was steeds kortbij. Ook hygiëne
en gezondheid kregen veel aandacht want luizen en TBC waren nationale
plagen. De gilde lokte jonge gezinnen en zo werden in 1957 onderonsjes
opgericht voor jonge gezinnen en voor gezinnen met opgroeiende kinderen.
Pastoor Boey zat elke vergadering voor en leidde ze in met een godsdienstige
bezinning. Pastoor Putseys, voorzitster Marie Slachmuylders, secretaresse
Jeanne Huyck bliezen een nieuwe wind in de vereniging: in 1969 kwamen
er 69 nieuwe leden bij. De reizen die pastoor Putseys organiseerde, zullen
daar wel niet vreemd aan zijn geweest. Deze reizen leidden tot ver buiten
de Belgische grenzen en de deelnemers aan de jaarlijkse reis naar zee
vulden meerdere bussen. Men was op zoek naar cultuur.
De jaren zestig, "the golden sixties" veranderden heel onze samenleving
en de Boerinnenbond evolueerde mee. Meer mechanisatie op het bedrijf,
betere apparaten in de keuken, meer materiële welvaart, meer vrije
tijd. De beter gevormde vrouw was mondig geworden, ze had een eigen mening,
ze was rijp voor inspraak. Gevestigde waarden werden in twijfel getrokken.
Zo stelde de Boerinnenbond ook zichzelf in vraag: de naam, de gezagsstructuren,
de werkterreinen. In 1971 werd de naam van de beweging omgevormd tot KVLV,
Katholiek Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen. Op korte tijd kreeg de
beweging een nieuwe gelaat: men werkte rond doelgroepen: jongen gezinnen,
de middengroep en de 55-plussers.
Toen Aquiline Peelman in 1972 het roer overnam en bijgestaan werd door
Mariette De Boelpaep en later door Ria Schokkaert en een hard werkend
bestuur, kwam er vernieuwing en verruiming: - lessen over elektrische
toestellen - wonen - verloofdenwerking - filmvertoningen - eerbied voor
het leven - rechtvaardigheid in de wereld - lessen in bloemschikken -
breilessen. Ook was er steeds tijd en aandacht voor onze missionarissen:
pater De Schrijver en zuster Liesbeth Lemmens deelden graag hun ervaringen
mee aan onze Kalfortse vereniging. Er werd samengewerkt met andere verenigingen,
nl. met de KWB en de Landelijke Gilde. Een onderwerp als "Man, is uw vrouw
gelukkig?" bracht velen naar de parochiezaal. Allerlei uitstappen kenden
veel succes en verruimden de horizon. Ook de beroepswerking rond land-
en tuinbouw (de Agra-werking) kreeg een eigen gelaat: agraleden volgden
de bijscholingen i.v.m. bedrijfsbeheer, computergebruik, bedrijfsgerichte
wetgeving rond tewerkstelling, en ook rond wetten en rechten van de vrouw
in het bedrijf.
Nini Vivijs