Kalforts fragment uit de Tweede Wereldoorlog
Louis Callaert, heemkundige en steeds
op zoek naar een of ander feit uit de Puurse geschiedenis, kwam de belevenissen
van Lucien Duflou op het spoor. Deze Ieperling was in 1940 gemobiliseerd
als reserveluitenant bij het 34° linieregiment. In die hoedanigheid kwam
hij in de meidagen van 1940 ook te Kalfort. Hieronder geven we, met dank
aan Louis Callaert, zijn relaas...
Dinsdag 14 mei 1940. In 't gehucht Pasbrug was er veel beweging van
soldaten, die de stalen muur zouden moeten verdedigen. Wij met onze legerhulptroepen
moesten verder achteruit en tamelijk vroeg vertrokken wij naar Kalfort-Puurs...
Zodra het kantonnement gereed was, reed ik per fiets naar het telegraafkantoor
van Puurs en verstuurde te 11.47 u. volgend telegram naar mijn lief vrouwtje
: "Alles goed met uw ventje. Wees gerust. Veel kussen. Lucien Duflou".
Die namiddag moesten wij controle doen van al de mensen die voorbijkwamen,
vooral hun identiteitskaart nakijken om eventueel mannen van de vijfde
colonne te ontdekken. We vonden er geen. Een dikke pater Dominicaan was
op zeker ogenblik het mikpunt van de wachthoudende soldaten. Halt ! Identiteitskaart
! 't Was een Vlaamse pater van een klooster uit het omliggende.
Die nacht sliep ik in de Schipstraat bij de blokmaker Jozef Blommaert-Lemmens,
vriendelijke mensen van rond de vijftig. Mijn slaapkamertje op een voute
was wel niet groot maar heel net. In 't midden van de nacht schoot ik
plots wakker. Ik meende dat er op de deur geklopt was. Nog slaperig stond
ik op en ging de voordeur openmaken... doch in 't straatje was niemand
te zien, maar opeens hoorde ik een F.M., een mitrailleusegeweer, dat wellicht
naar een vliegmachine schoot... Ik ging dan ook vlug verder slapen.
Woensdag 15 mei 1940. Deze morgen ontving ik drie brieven van mijn
vrouwtje, van donderdag 9, vrijdag 10 en zaterdag 11 mei. 'k Heb het nieuws
verslonden en 'k was geheel opgemonterd toen ik las dat mijn dapper vrouwtje
die grote tegenslag moedig droeg.
In de voormiddag kwamen enkele groentenkwekers bij mij, want ik
moest min of meer instaan voor de bevoorrading. Zij hadden massa's asperges
moeten uitsteken en wisten geen weg met die groente. Zij vroegen mij of
onze keuken ermee gediend zou zijn en de kok was akkoord om die te bereiden...
doch 's middags was er geen enthousiasme voor de asperges... Velen hadden
die groente nog nooit gegeten...
Tegen de avond kwam er nieuws. Wij moesten verder achteruittrekken.
Wanneer ? Dat zou ons later meegedeeld worden... Wij gingen niet naar
bed. Ik sluimerde wat met mijn hoofd op mijn armen op de leuning van een
stoel in 't midden van de dorpsplaats van Kalfort-Puurs... Eindelijk vertrokken
wij naar Puurs, doch we konden nog niet op de trein. Weer wachten. 'k
Zat ondertussen tussen mijn mannen in een hangaarke met mijn achterste
in mijn helm. Ten slotte, 't was nacht, mochten wij op een trein en wij
vertrokken westwaarts naar een onbekende bestemming.